negenoog
Nederlands
Woordafbreking
- ne·gen·oog
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kaakloze vis’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- samenstelling van negen en oog [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | negenoog | negenogen |
verkleinwoord | negenoogje | negenoogjes |
Zelfstandig naamwoord
negenoog v / m [3]
- (medisch) steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineenvloeien (karbonkel)
- (vissen) Petromyzonidae
riviervis
Gangbaarheid
- Het woord negenoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'negenoog' herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.