nazaat
Nederlands
Woordafbreking
- na·zaat
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘nakomeling’ voor het eerst aangetroffen in 1425 [1]
- samenstelling van na en zaat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nazaat | nazaten |
verkleinwoord | nazaatje | nazaatjes |
Zelfstandig naamwoord
nazaat m
- iemand met een specifieke voorouder of specifieke voorouders
- Hij is een verre nazaat van Karel de Grote.
Vertalingen
1. iemand met een specifieke voorouder of specifieke voorouders
Gangbaarheid
- Het woord nazaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nazaat' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.