moto

Nederlands

1. motorvoertuig op twee wielen
Uitspraak
  • Geluid:  moto    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmoto/
Woordafbreking
  • mo·to
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord moto moto's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

moto m

  1. (verkeer) motorvoertuig op twee wielen
    • Hij had zijn vervoermiddel, een zware moto, tegen de muur geplaatst. [1]
    • Burgerlijken mogen niet met auto of per moto rijden. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord moto staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
31 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Zelfstandig naamwoord

moto v

  1. motorfiets

Lingala

enkelvoud meervoud
moto 1 bato 10

Zelfstandig naamwoord

moto, bato 1

  1. persoon
  2. mens

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • mo·to
enkelvoud meervoud
moto motos

Zelfstandig naamwoord

moto v

  1. (verkeer) motorfiets
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.