embouchure

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • em·bou·chu·re
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mondstuk van blaasinstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord embouchure embouchures
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

embouchure v [3]

  1. (muziek) capaciteit om op een mondstuk te blazen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord embouchure staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.