mixer
Nederlands
Woordafbreking
- mixer
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘mengtoestel voor in de keuken’ voor het eerst aangetroffen in 1959 [1]
- Leenwoord van het Engels.
- Naamwoord van handeling van mixen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mixer | mixers |
verkleinwoord | mixertje | mixertjes |
Zelfstandig naamwoord
mixer m
- (gereedschap) apparaat om te mengen, om een mengsel (mix) te maken
- (huishouden) (kookkunst) keukengereedschap om fijne of vloeibare ingrediënten mee te mengen
- (gereedschap) apparaat waarmee audio- en/of videosignalen van verschillende bronnen gemengd kunnen worden, mengpaneel
Hyponiemen
- betonmixer, cocktailmixer, geluidmixer, handmixer, keukenmixer, staafmixer
Vertalingen
1. apparaat om te mengen
|
2. keukengereedschap
3. apparaat waarmee signalen...
|
Gangbaarheid
- Het woord mixer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mixer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.