mix
Nederlands
Hyponiemen
- broodmix, marketingmix, productmix
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mixen |
mix
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mixen
- Ik mix.
- gebiedende wijs van mixen
- Mix!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mixen
- Mix je?
Gangbaarheid
- Het woord mix staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mix' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse werkwoord miscere (mengen).
Naar frequentie | 2136 (werkwoord) |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to mix |
he/she/it | mixes |
verleden tijd | mixed |
voltooid deelwoord |
mixed |
onvoltooid deelwoord |
mixing |
gebiedende wijs | mix |
Werkwoord
mix
- overgankelijk mengen
- «Add the meatballs and stir to mix well.»
- Voeg de gehaktballen toe en roer door om alles goed te mengen.
- «Add the meatballs and stir to mix well.»
- overgankelijk met elkaar omgaan
- onovergankelijk zich vermengen
Koerdisch
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Verwante begrippen
- bizmar
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.