mengen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
mengen | mengend |
menging | gemengd |
mengsel | mengbaar |
Woordafbreking
- men·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mengen |
mengde |
gemengd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
mengen [3]
- overgankelijk het homogeniseren van twee of meer zaken
- Als je geel en rood mengt, krijg je oranje.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Water in de ( of zijn) wijn doen ( of mengen)
Vertalingen
1. het homogeniseren van twee of meer zaken
Gangbaarheid
- Het woord mengen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mengen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.