misbruik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  misbruik    (hulp, bestand)
  • IPA: /'mɪsbrʌʏk/
Woordafbreking
  • mis·bruik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord misbruik misbruiken
verkleinwoord misbruikje misbruikjes

Zelfstandig naamwoord

misbruik o

  1. het laakbare gebruik van iets voor een doel waarvoor het niet bedoeld was
    • Het is een doordachte zet in The Favourite, een kostelijke kostuumfilm over manipulatie, macht en misbruik. [1] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord misbruik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
misbruiken

misbruik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misbruiken
    • Ik misbruik. 
  2. gebiedende wijs van misbruiken
    • Misbruik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misbruiken
    • Misbruik je? 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.