abuse
Engels
Uitspraak
- Geluid: abuse (werkwoord VS) (hulp, bestand)
- Geluid: abuse (zelfstandig naamwoord VS) (hulp, bestand)
- (Zelfstandig naamwoord): IPA: /əˈbjuːs/
- (Werkwoord): IPA: /əˈbjuːz/
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse voltooid deelwoord abusus, dat van het Latijnse werkwoord abuti komt met het voorvoegsel ab-.
Naar frequentie | 2461 (naamwoord) |
---|
enkelvoud | meervoud |
---|---|
abuse | abuses |
Afgeleide begrippen
- [1]: abuser, alcohol abuse, computer abuse, data abuse, drug abuse, market ause, sexual abuse
- [2]: animal abuse, child abuse, spousal abuse
Uitdrukkingen en gezegden
- [2]: domestic abuse
gezinsgeweld, huiselijk geweld
- [3]: verbal abuse
belediging, krenking, beschimping
Naar frequentie | 4570 (werkwoord) |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to abuse |
he/she/it | abuses |
verleden tijd | abused |
voltooid deelwoord |
abused |
onvoltooid deelwoord |
abusing |
gebiedende wijs | abuse |
Werkwoord
abuse
- overgankelijk misbruiken
- overgankelijk mishandelen
- overgankelijk beledigen, beschimpen, honen, uitschelden, verguizen
- «The referee was abused by players from both teams.»
- De scheidsrechter werd uitgescholden door spelers van beide teams.
- «The referee was abused by players from both teams.»
Synoniemen
- [1]: misuse
- [2]: ill-treat, mistreat, maltreat
Afgeleide begrippen
- abusive, abusively, abusiveness
Uitdrukkingen en gezegden
- abuse oneself
(vulgair) masturberen
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
abusar |
abuse
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van abusar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van abusar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van abusar
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.