mirar

Spaans

Uitspraak

IPA: /mi.ˈɾaɾ/

Woordafbreking
  • mi·rar

Werkwoord

mirar

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mirar
miraba
mirado
volledig
  1. onovergankelijk kijken, opletten
  2. (~ por) zorgen voor
  3. (~ a) uitkijken op, uitzien op
  1. «mirar bizco»
    scheel kijken
  2. overgankelijk kijken naar, bekijken, observeren, aankijken
  3. naslaan, nazien, nakijken
  4. bekijken, overdenken, bezien
  5. letten op
  6. zien
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.