aankijken
Nederlands
Woordafbreking
- aan·kij·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en kijken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aankijken | keek aan | aangekeken |
Eigenschappen | ||
Morfologisch | Sterk werkwoord klasse 1 | |
Scheidbaar werkwoord | ||
Syntactisch | Wederkerig werkwoord Onvergankelijk werkwoord | |
volledig |
Werkwoord
aankijken
- overgankelijk aanzien; de blik op iemands gezicht zichten
- Hij keek haar aan en zei: "goedenavond".
- De vader keek zijn dochter streng aan en toen gaf het meisje toe dat ze de kras op de auto had gemaakt.
- wederkerig elkaar ~ de blik op elkaars gezicht richten
- Zij keken elkaar aan en schoten in de lach.
Uitdrukkingen en gezegden
- de zaak nog eens aankijken'
afwachten
- aankijken op
verdenken van, geringschatten om
- scheef aankijken
jaloers zijn op iemand
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord aankijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aankijken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.