meubilair

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meubilair    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˌmø.bi.ˈlɛːr/
    • (Limburg): /ˌmøː.by.ˈlæːr/
Woordafbreking
  • meu·bi·lair
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse mobiliaire of mobilier of meubel met het achtervoegsel -air [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord meubilair meubilairs
verkleinwoord meubilairtje meubilairtjes

Zelfstandig naamwoord

meubilair o

  1. een verzameling meubels bedoeld om een kamer mee in te richten
    • We hebben net een nieuw meubilair aangeschaft. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • grafmeubilair, schoolmeubilair, stadsmeubilair, straatmeubilair, toneelmeubilair
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen meubilairmeubilairdermeubilairst
verbogen meubilairemeubilairderemeubilairste
partitief meubilairsmeubilairders-

Bijvoeglijk naamwoord

  1. betrekking hebbend op de inrichting van een gebouw

Gangbaarheid

  • Het woord meubilair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.