meubilair
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- meu·bi·lair
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meubilair | meubilairs |
verkleinwoord | meubilairtje | meubilairtjes |
Zelfstandig naamwoord
meubilair o
- een verzameling meubels bedoeld om een kamer mee in te richten
- We hebben net een nieuw meubilair aangeschaft.
Vertalingen
1.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | meubilair | meubilairder | meubilairst |
verbogen | meubilaire | meubilairdere | meubilairste |
partitief | meubilairs | meubilairders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
- betrekking hebbend op de inrichting van een gebouw
Gangbaarheid
- Het woord meubilair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'meubilair' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.