huisraad
Nederlands
Woordafbreking
- huis·raad
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huis en raad [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisraad | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
huisraad o en v/m
- de voorwerpen die horen tot de inrichting van een kamer, zoals een bank, stoel, tafel, kast, bed et cetera
- Toen hij thuiskwam stond zijn huisraad op straat.
- Mijn complete huisraad had ik in verhuisdozen gepropt. Fonduevorken, een ficus en wat begonia's die ik van Alexander had gekregen. Enkele delen van de Winkler Prins lagen in de laadruimte verspreid tussen wat kleding. Ik had voor de zekerheid mijn oude judopakken ingepakt, hoewel ik na mijn dertiende niet meer gejudood heb. Maar ik wilde het goed doen. 'Pak alles, en neem het zo snel mogelijk mee', had mijn moeder gezegd. [2]
Vertalingen
1. de voorwerpen die horen tot de inrichting van een kamer, zoals een bank, stoel, tafel, kast, bed et cetera
Gangbaarheid
- Het woord huisraad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'huisraad' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- huisraad op website: Etymologiebank.nl
- Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 54
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.