ameublement
Nederlands
Woordafbreking
- ameu·ble·ment
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bij elkaar horende meubels’ voor het eerst aangetroffen in 1707 [1]
- uit ht Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ameublement | ameublementen |
verkleinwoord | ameublementje | ameublementjes |
Zelfstandig naamwoord
ameublement o
- een stel bij elkaar horende meubelen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord ameublement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ameublement' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.