inboedel
Nederlands
Woordafbreking
- in·boe·del
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inboedel | inboedels |
verkleinwoord | inboedeltje | inboedeltjes |
Zelfstandig naamwoord
inboedel m
- de voorwerpen die horen tot de inrichting van een kamer, zoals een bank, stoel, tafel, kast, bed et cetera
- De inboedel was goed verzekerd, dus na de brand konden we nieuwe meubels kopen.
Vertalingen
de voorwerpen die horen tot de inrichting van een kamer
Gangbaarheid
- Het woord inboedel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inboedel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.