mantel
Nederlands
Woordafbreking
- man·tel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘overjas’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mantel | mantels |
verkleinwoord | manteltje | manteltjes |
Zelfstandig naamwoord
mantel m
- (kleding) een omhullend kledingstuk
- Zij sloeg een sierlijke blauwe mantel om haar schouders en stapte naar buiten.
- (techniek) een omhulsel rond het eigenlijke apparaat
- Deze mantel dient enerzijds ter bescherming, maar tegelijktijd ter verwarming van het instrument.
- (tweekleppigen) een schelpdier uit de orde Ostreoida
Overerving en ontlening
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. omhullend kledingstuk
3. een schelpdier uit de orde Ostreoida
|
Gangbaarheid
- Het woord mantel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mantel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Verwijzingen
- mantel in: Diccionario de la lengua española op de website van de Real Academia Española
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.