omhulsel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·hul·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van omhullen met het achtervoegsel -sel
enkelvoud meervoud
naamwoord omhulsel omhulsels
verkleinwoord omhulseltje omhulseltjes

Zelfstandig naamwoord

omhulsel o

  1. datgene wat een voorwerp omgeeft of daartoe bestemd is
    • Hij ontdeed de vruchten van hun stekelige omhulsels. 

Gangbaarheid

  • Het woord omhulsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.