malheid
Nederlands
Woordafbreking
- mal·heid
Zelfstandig naamwoord
malheid v [1]
- het op een gekke manier grappig zijn
- De heer Van Vlaenderen speelt als een gewoon komiek, en overigens niet zonder fijnheid. Zijn stil spel bij de vertooning der tooneelspelers in het derde bedrijf heb ik kunnen waardeeren om de leuke malheid ervan. Maar.... hij speelde voor een schouwburgpubliek, in eene schouwburgzaal en niet in openlucht. [2]
Synoniemen
- gekkigheid, grap, zotternij, dwaasheid
Gangbaarheid
- Het woord malheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'malheid' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.