luisteren
Nederlands
Woordafbreking
- luis·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
Vaste voorzetsels
- luisteren naar
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
luisteren /'lœstərə(n)/ |
luisterde /'lœstərdə/ |
geluisterd /ɣə'lœstərt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
luisteren [5]
- inergatief ~ naar gericht waarnemen met het oor [6]
- Luister naar wat ik zeg!
- inergatief een bevel opvolgen
Synoniemen
- 1. toehoren
- 2. gehoorzamen
Verwante begrippen
Hyponiemen
- afluisteren, beluisteren, inluisteren, meeluisteren, omluisteren, ontluisteren, opluisteren, terugluisteren, toeluisteren
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: naar de naam ... luisteren
... heten
- [1]: nauw luisteren
nauwkeurigheid vereisen
Vertalingen
1. gericht waarnemen met het oor
2. een bevel opvolgen
Gangbaarheid
- Het woord luisteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'luisteren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "luisteren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- luisteren op website: Etymologiebank.nl
- luisteren op website: Etymologiebank.nl
- luisteren op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.