luistervink

Nederlands

[2] luistervink
Uitspraak
Woordafbreking
  • luis·ter·vink
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luistervink luistervinken
verkleinwoord luistervinkje luistervinkjes

Zelfstandig naamwoord

luistervink v/m [3]

  1. iemand die op een ongeoorloofde manier gesprekken afluistert
    • Het voordeel is wel dat de Grolsch Veste donderdag nog gewoon van FC Twente is. Dus niks geen afgeplakte reclameborden, niks geen idiote regeltjes die door mensen in blazer worden bewaakt alsof de wereldvrede er mee in het geding is. Toen Twente-trainer Alfred Schreuder woensdagmiddag aftrapte voor zijn persconferentie was er geen luistervink van de UEFA in de zaal.[4] 
  1. (schertsend) persoon die naar de radio luistert
    • Op 6 september 1930 werd op het Haagse Houtrustterrein Nederlands eerste massademonstratie gehouden. Honderdduizend AVRO-leden protesteerden tegen het regeringsplan om een omroepbestel te creëren waarin alle bestaande radio-omroepen evenveel zendtijd ter beschikking zouden krijgen. Waarom waren de AVRO-leden (of ‘luistervinken’, zoals zij liefdevol door hun directeur Willem Vogt werden genoemd) zo boos? [5] 
Synoniemen
  • [2] radioluisteraar
Verwante begrippen
  • kijkbuiskind
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord luistervink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.