logger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • log·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1796 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord logger loggers
verkleinwoord loggertje loggertjes

Zelfstandig naamwoord

logger m

  1. (scheepvaart) een vissersschip, tegenwoordig met een motor aangedreven, dat vroeger een loggergetuigd zeilschip was
  2. (informatica) iemand die iets logt of iets waarmee men kan loggen (registreren)
Anagrammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

logger

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van log

Gangbaarheid

  • Het woord logger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
60 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.