logger
Nederlands
Woordafbreking
- log·ger
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1796 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | logger | loggers |
verkleinwoord | loggertje | loggertjes |
Zelfstandig naamwoord
logger m
- (scheepvaart) een vissersschip, tegenwoordig met een motor aangedreven, dat vroeger een loggergetuigd zeilschip was
- (informatica) iemand die iets logt of iets waarmee men kan loggen (registreren)
Hyponiemen
- datalogger, haringlogger, keylogger, treillogger, weblogger
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord logger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'logger' herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.