lingerie
Nederlands
Woordafbreking
- lin·ge·rie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘damesondergoed’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- Afkomstig van het het Franse woord voor damesondergoed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lingerie | lingerieën lingeries |
verkleinwoord | lingerietje | lingerietjes |
Hyponiemen
- babydoll, bedjasje, beha, body, bodystocking, bodysuit, boyshorts, bustier, catsuit, chemise, corselet, string, C-string, G-string, guêpière, jarretelle, jarretellengordel, korset, lange kousen, kousenbanden, legging, nachthemd, onderbroek, panty, topje, sekslingerie
Afgeleide begrippen
- dameslingerie, herenlingerie, mannenlingerie, vrouwenlingerie, lingeriekoning, lingeriekoningin, lingerieparty
Gangbaarheid
- Het woord lingerie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lingerie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.