libel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  libel    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /li.ˈbɛɫ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /li.ˈbɛɫ/
    • (Limburg): /li.ˈbɛl/
Woordafbreking
  • li·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘waterpas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1826 [1]
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘insect’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1761 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schotschrift’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1424 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord libel libellen
verkleinwoord libelletje libelletjes

Zelfstandig naamwoord

libel

  1. v/m (insecten) netvleugelig insect
  2. v/m soort waterpas
  3. o schotschrift, smaadschrift, lasterlijk pamflet, vlugschrift
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord libel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.