levensmoe
Nederlands
Woordafbreking
- le·vens·moe
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van leven zn en moe bn met het invoegsel -s-, deze tussenklank kan ook worden opgevat als de uitgang van de genitief [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | levensmoe | levensmoeër | levensmoest |
verbogen | levensmoeë levensmoede | levensmoeëre | levensmoeste |
partitief | levensmoes | levensmoeërs | - |
Bijvoeglijk naamwoord
levensmoe
- zonder de wil nog langer te bestaan
- Hij wou helemaal niet dood, hij was helemaal niet levensmoe en heeft tot het allerlaatste gewerkt. [2]
- Toen riep hij levensmoe, verdrietig om den dood. [3]
Afgeleide begrippen
- levensmoeheid
Gangbaarheid
- Het woord levensmoe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'levensmoe' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Minnaert-Hondius, E. brief aan Bou Minnaert (30 oktober 1970) geciteerd in: Molenaar, L. Marcel Minnaert, astrofysicus 1893-1970. De rok van het universum. (2003) Balans, Amsterdam / Van Halewyck, Leuven; ISBN 9050186033; p. 481; geraadpleegd 2016-12-10
- V.E. "De oude man en de dood." in: Almanach, voor jonge heeren en juffers. Voor het jaar MDCCXCI (1791) Johannes Allart, Amsterdam; p. 69 = Mengelwerk p. 15; (oudste vindplaats) geraadpleegd 2016-12-10
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.