levensecht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·echt
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen levensechtlevensechterlevensechtst
verbogen levensechtelevensechterelevensechtste
partitief levensechtslevensechters-

Bijvoeglijk naamwoord

levensecht

  1. heel erg behorend tot de werkelijkheid
    • Vandaag keek hij vanzelfsprekend niet meer zo tegen de dingen aan. Hij wist dat de oorlog niets anders was dan een reusachtige loterij met levensechte kogels, waarin vier jaar overleven aan het wonderbaarlijke grensde. [1] 
  1. fictief, maar de indruk wekkend uit de realiteit te stammen
    • In zijn tweede boek zijn de personages een stuk levensechter geworden. 
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord levensecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 18
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.