levensecht
Nederlands
Woordafbreking
- le·vens·echt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van leven en echt met het invoegsel -s-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | levensecht | levensechter | levensechtst |
verbogen | levensechte | levensechtere | levensechtste |
partitief | levensechts | levensechters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
levensecht
- heel erg behorend tot de werkelijkheid
- Vandaag keek hij vanzelfsprekend niet meer zo tegen de dingen aan. Hij wist dat de oorlog niets anders was dan een reusachtige loterij met levensechte kogels, waarin vier jaar overleven aan het wonderbaarlijke grensde. [1]
- fictief, maar de indruk wekkend uit de realiteit te stammen
- In zijn tweede boek zijn de personages een stuk levensechter geworden.
Gangbaarheid
- Het woord levensecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'levensecht' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.