ledig
Nederlands
Woordafbreking
- le·dig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ledig* zonder inhoud’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599
- In de betekenis van ‘ledig* vrij, werkloos, ijdel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- afgeleid van lid ?? met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ledig | lediger | ledigst |
verbogen | ledige | ledigere | ledigste |
partitief | ledigs | ledigers | - |
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- ledigaard, ledigheid
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ledigen |
ledig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ledigen
- Ik ledig.
- gebiedende wijs van ledigen
- Ledig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ledigen
- Ledig je?
Gangbaarheid
- Het woord ledig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ledig' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "ledig" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ledig op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.