lab
Nederlands
Woordafbreking
- lab
Woordherkomst en -opbouw
- Verkorte vorm van laboratorium
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lab | labs |
verkleinwoord | labje | labjes |
Zelfstandig naamwoord
lab o
- (scheikunde), (natuurkunde), (biologie) een ruimte ingericht voor het doen van natuurwetenschappelijk onderzoek
- We hebben zowel een TGA als een DSC in ons lab.
- (scheikunde), (natuurkunde), (biologie) een cursus gegeven in [1] waarin studenten geleerd wordt labwerk te doen
- In dit lab gaat het voornamelijk om het doen van zinnige metingen en het interpreteren van de resultaten in statistisch significante termen.
- (scheikunde), (natuurkunde), (biologie) een gebouw waarin ruimtes zoals [1] gehuisvest zijn
- Naast het wiskundegebouw staat een chemisch lab.
Vertalingen
1. een ruimte ingericht voor het doen van natuurwetenschappelijk onderzoek
2. een cursus gegeven in [1] waarin studenten geleerd wordt labwerk te doen
3. een gebouw waarin ruimtes zoals [1] gehuisvest zijn
Gangbaarheid
- Het woord lab staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lab' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Oudhoogduits
Verbuiging
- o (a), sterk
Overerving en ontlening
- Middelhoogduits: lap
- Duits: Lab, Gerinnungsmittel; Absud
Opmerkingen
- Duits: Lab, Gerinnungsmittel; Absud
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.