kwantum
Nederlands
Woordafbreking
- kwan·tum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1732 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwantum | kwanta kwantums |
verkleinwoord | kwantumpje | kwantumpjes |
Zelfstandig naamwoord
kwantum o
- (natuurkunde) de kleinste karakteristieke eenheid van een natuurkundige grootheid zoals energie, massa, werking enz
- (grote) hoeveelheid goederen
Hyponiemen
- energiekwantum
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. de kleinste natuurlijke eenheid die in onze kosmos voorkomt
Gangbaarheid
- Het woord kwantum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kwantum' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.