kribben
Nederlands
Woordafbreking
- krib·ben
Zelfstandig naamwoord
kribben mv
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kribben |
kribde |
gekribd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kribben
- inergatief, (verouderd) ruzie maken
- Als opa zijn dag niet had, kribde hij met iedereen.
- inergatief, (verouderd) (rivier-) kribben maken
- De aannemer van het kribwerk is nog deze maand klaar met kribben.
Synoniemen
- [1] bekvechten, hakketakken, kibbelen, kiften, tegenstribbelen, twisten, vitten
- [2] kribben aanleggen, kribben bouwen
Antoniemen
- [1] inschikken, vleien
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kribben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kribben' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.