krater
Nederlands
Woordafbreking
- kra·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘mond van vulkaan’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krater | kraters |
verkleinwoord | kratertje | kratertjes |
Zelfstandig naamwoord
krater m
- een trechtervormige uitholling in de grond veroorzaakt door een inslag of een vulkanische explosie
- Het oppervlak van de maan is gepokt en gemazeld met kraters veroorzaakt door de inslagen in haar lange geschiedenis.
- (oudheid) een mengvat voor wijn en water uit het Oude Griekenland
Hyponiemen
- bomkrater,[1]: inslagkrater, maankrater, meteoorkrater, meteorietkrater, nevenkrater, [2]: vulkaankrater
Gangbaarheid
- Het woord krater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'krater' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Turks
Woordafbreking
- kra·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | krater | kraterler |
genitief | kraterin | kraterlerin |
datief | kratere | kraterlere |
accusatief | krateri | kraterleri |
locatief | kraterde | kraterlerde |
ablatief | kraterden | kraterlerden |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.