koppelaar
Nederlands
Woordafbreking
- kop·pe·laar
Zelfstandig naamwoord
koppelaar m [1]
- (beroep) (familie) iemand die probeert om mensen in contact met elkaar te brengen om een huwelijk te bewerkstelligen
- Tineke is een van de 28 single 50-plussers die een boswandeling maken. Het wandelen voor singles is een samenwerking tussen Staatsbosbeheer en datingsite Relatieplanet. De boswachter als koppelaar? Het was ook even wennen voor Koetsier. „Toen ik het hoorde, heb ik wel even gevraagd wat dit precies betekende voor mij.” Normaal leidt hij groepen schoolkinderen rond.[2]
- (beroep) iemand die gelegenheid geeft tot het plegen van ontucht
- iemand die probeert mensen van verschillende groepen met elkaar in contact te brengen
- Met 'Ali B op volle toeren' gaf de knuffelrapper zijn televisiecarrière vleugels. De rol van koppelaar van rappers en veteranen van het Nederlandse lied, bleek hem op het lijf geschreven. [3]
Synoniemen
- [1] huwelijksmakelaar
- [2] pooier, bordeelhouder, madam, loverboy, lovergirl
- [3] bruggenbouwer
Vertalingen
1. iemand die probeert mensen van verschillende groepen met elkaar in contact te brengen
Gangbaarheid
- Het woord koppelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'koppelaar' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Bas Tooms 25 april 2016
- Volkskrant 24 maart 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.