knikker
Glazen knikkers
Nederlands
Woordafbreking
- knik·ker
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘glazen of stenen balletje als kinderspel’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- Naamwoord van handeling van knikken met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knikker | knikkers |
verkleinwoord | knikkertje | knikkertjes |
Zelfstandig naamwoord
knikker m
Hyponiemen
- ertsknikker, stuitknikker
Afgeleide begrippen
- knikkerbaan, knikkerbeurs, knikkeren, knikkerhoofd, knikkerjongen, knikkerkop, knikkernoot, knikkerpot, knikkerspel, knikkertijd, knikkerzak
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
knikkeren |
knikker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knikkeren
- Ik knikker.
- gebiedende wijs van knikkeren
- Knikker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knikkeren
- Knikker je?
Gangbaarheid
- Het woord knikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knikker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.