stuiter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stui·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van stuiten met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord stuiter stuiters
verkleinwoord stuitertje stuitertjes

Zelfstandig naamwoord

stuiter m [2] [3]

  1. (spel) grote knikker

Werkwoord

vervoeging van
stuiteren

stuiter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuiteren
    • Ik stuiter. 
  2. gebiedende wijs van stuiteren
    • Stuiter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuiteren
    • Stuiter je? 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord stuiter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.