knaller
Nederlands
vuurwerk knaller
Woordafbreking
- knal·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knaller | knallers |
verkleinwoord | knallertje | knallertjes |
Zelfstandig naamwoord
knaller m [1]
- een plotseling hard kortdurend geluid zoals dat van donderslagen, vuurwerk of een zweep
- Tijdens oud en nieuw hoorden we de hele dag enorme knallers
- Knalvuurwerk leverde rond de afgelopen jaarwisseling relatief veel slachtoffers op. 64 procent van de verwondingen werd veroorzaakt door knallers. [2]
- (figuurlijk) een groot succes
- Een kiloknaller is veel te goedkoop vlees.
- (figuurlijk)
- Apple is tot nu toe de knaller. Met die zaak zette Vestager niet alleen de diplomatieke banden tussen de Europese Unie en de VS op scherp, ze legde er ook een bom mee onder het te soepele belastingbeleid van sommige Europese lidstaten en onder het complete Ierse ‘businessmodel’, dat draait om het aantrekken van multinationals met gunstige belastingregelingen. Ierland, dat Apple in 2014 slechts 0,005 procent belasting liet betalen, moet de bewust misgelopen miljarden nu terugvorderen. [3]
Verwante begrippen
- [1] donderslag, vuurwerk, klapper
- [2] hit, succesnummer, aanbieding
- [3] hoogtepunt, klapper, uitschieter
Gangbaarheid
- Het woord knaller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knaller' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Maarten Back 22 december 2016
- NRC Stéphane Alonso 1 december 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.