kleermaker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kleer·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘iem. die als beroep bovenkleren maakt’ voor het eerst aangetroffen in 1342 [1]
  • Naamwoord van handeling van kleermaken met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kleermaker kleermakers
verkleinwoord kleermakertje kleermakertjes

Zelfstandig naamwoord

kleermaker m

  1. (beroep) iemand wiens beroep bestaat uit het maken van kleding
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • maatkleermaker, vrouwenkleermaker
Afgeleide begrippen
  • kleermakerskrijt, kleermakerspop, kleermakerstafel, kleermakersvak, kleermakerswerk, kleermakerswerkplaats, kleermakerswinkel, kleermakerszit
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kleermaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.