kleermaker
Nederlands
Woordafbreking
- kleer·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘iem. die als beroep bovenkleren maakt’ voor het eerst aangetroffen in 1342 [1]
- Naamwoord van handeling van kleermaken met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleermaker | kleermakers |
verkleinwoord | kleermakertje | kleermakertjes |
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van kleermaakster
Hyponiemen
- maatkleermaker, vrouwenkleermaker
Afgeleide begrippen
- kleermakerskrijt, kleermakerspop, kleermakerstafel, kleermakersvak, kleermakerswerk, kleermakerswerkplaats, kleermakerswinkel, kleermakerszit
Vertalingen
1. iemand wiens beroep bestaat uit het maken van kleding.
Gangbaarheid
- Het woord kleermaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kleermaker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.