tailleur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tail·leur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kleermaker’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • Naamwoord van handeling van tailleren met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tailleur tailleurs
verkleinwoord tailleurtje tailleurtjes

Zelfstandig naamwoord

tailleur m [3]

  1. (beroep) kleermaker
  2. nauwsluitend damesmantelpak
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tailleur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.