tailleur
Nederlands
Woordafbreking
- tail·leur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kleermaker’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van tailleren met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tailleur | tailleurs |
verkleinwoord | tailleurtje | tailleurtjes |
Synoniemen
- [1] kleermaker, snijder, coupeur
Gangbaarheid
- Het woord tailleur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tailleur' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.