kiel
Nederlands
Woordafbreking
- kiel
Zelfstandig naamwoord
kiel
- m (scheepvaart) een verlenging van de onderzijde van een (zeil)schip die dient om het verlijeren tegen te gaan en het schip een grotere stabiliteit te geven
- v/m (kleding) een kledingstuk zonder voorsluiting dat het bovenlichaam bedekt en onder landbouwers populair was
- m (muziekinstrument) een wigvormig pennetje waarmee in toetsinstrumenten zoals een klavecimbel, een snaar wordt getokkeld
- De kiel of plectrum werd vroeger van een ravenpen gemaakt.
Synoniemen
- [3] plectrum
Verwante begrippen
- [1] midzwaard, scheepsromp, zeilschip, zijzwaard, zwaard
- [3] dok, toetsinstrument, tokkelinstrument, spinet
Hyponiemen
- achterkiel, blauwkiel, boerenkiel, kimkiel (1), plaatkiel, witkiel
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een verlenging van de onderzijde van een (zeil)schip die dient om het verlijeren tegen te gaan en het schip een grotere stabiliteit te geven
Gangbaarheid
- Het woord kiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kiel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kielen |
kiel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kielen
- Ik kiel.
- gebiedende wijs van kielen
- Kiel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kielen
- Kiel je?
Verwijzingen
- "kiel" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- kiel op website: Etymologiebank.nl
- kiel op website: Etymologiebank.nl
- kiel op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.