ketel
Nederlands
Woordafbreking
- ke·tel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ketel | ketels |
verkleinwoord | keteltje | keteltjes |
Zelfstandig naamwoord
ketel m
- een meestal rond metalen vat, vaak geschikt om onder druk gezet te worden
- Zonder ketels zouden de stoommachine en de Industriële Revolutie niet mogelijk geweest zijn.
- (huishouden) (kookkunst) object om water aan de kook te brengen b.v. een fluitketel, waterketel
- (aardrijkskunde) keteldal
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een meestal rond metalen vat, vaak geschikt om onder druk gezet te worden
|
|
Vertalingen
2. waterketel
Gangbaarheid
- Het woord ketel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ketel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.