maakte kapot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·te ka·pot
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
kapotmaken

maakte (…) kapot

  1. enkelvoud verleden tijd van kapotmaken
    • Ik maakte kapot. 
    • Jij maakte kapot. 
    • Hij, zij, het maakte kapot. 

Gangbaarheid

  • Het woord maakte kapot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.