gaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gaar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voldoende toebereid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen gaargaardergaarst
verbogen garegaarderegaarste
partitief gaarsgaarders-

Bijvoeglijk naamwoord

gaar

  1. (voeding) lang genoeg gekookt zodat het eetklaar is
    • Aan tafel, het eten is al lang gaar, straks verpietert het nog. 
  1. (informeel) duf, energieloos, futloos
    • Ik ben gaar, ik denk dat ik te weinig geslapen heb. 
  1. (informeel) (jongerentaal) zonderling
    • wat is dat een gare gast, zeg 
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
garen

gaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garen
    • Ik gaar. 
  2. gebiedende wijs van garen
    • Gaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garen
    • Gaar je? 

Gangbaarheid

  • Het woord gaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Noors

Werkwoord

gaar

  1. verouderde spelling of vorm van går van vóór 1917
(verouderd) tegenwoordige tijd van gaa


Nynorsk

Werkwoord

gaar

  1. verouderde spelling of vorm van går van vóór 1917
(verouderd) tegenwoordige tijd van gaa
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.