jerk

Engels

Uitspraak

Bijvoeglijk naamwoord

stellend vergrotend overtreffend
jerkmore jerkmost jerk

jerk

  1. (kookkunst) (om vlees) gekruid, verpakt in bladeren van de pimentboom en gebarbecued
Typische woordcombinaties
  • jerk chicken
  • jerk pork
enkelvoud meervoud
jerk jerks

Zelfstandig naamwoord

jerk

  1. stuiptrekking
  2. ruk
  3. (scheldwoord), (spreektaal) gek, oen, zot
Synoniemen
  • [3]: dork
Afgeleide begrippen
  • [1]: adductor jerk
  • [1]: jerk finger (Tendovaginitis stenosans)
  • [1]: jerk-free
  • [1]: jerker
  • [1]: jerkiness
  • [1]: knee-jerk
  • [1]: knee-jerk reaction
  • [2]: jerky
  • [3]: jerk-off
  • [3]: jerk-off magazine
  • [3]: jerk-off material
  • [3]: jerkwater
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: to give a jerk
rukken
ineenkrimpen
(figuurlijk) naar voren schieten
  • [1]: to put a jerk in it
iets grootschalig aanpakken
  • [2]: with a jerk
met een ruk
  • [3]: filthy jerk
snertvent
vervoeging
onbepaalde wijs to jerk
he/she/it jerks
verleden tijd jerked
voltooid
deelwoord
jerked
onvoltooid
deelwoord
jerking
gebiedende wijs jerk

Werkwoord

jerk

  1. onovergankelijk lillen, stuiptrekken
  2. overgankelijk vlees kruiden, in bladeren van de pimentboom verpakken en barbecueën
Synoniemen
  • [1]: twitch
Afgeleide begrippen
  • [1]: jerkingly
  • [2]: jerky
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: to clean and jerk
(bij het gewichtheffen) stoten
  • [1]: to jerk (a wheel) violently
(het stuur) omgooien
  • (VS) jerk around
foppen, voor de gek houden, bedotten, beethebben, bij de neus nemen, fikfakken, stoeien
  • jerk away
  • (VS) jerk off
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.