bedotten
Nederlands
Woordafbreking
- be·dot·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘misleiden’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- afgeleid van het Middelnederlandse dod met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bedotten |
bedotte |
bedot |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
bedotten
- overgankelijk iemand bedrieglijk in een waan brengen, gewoonlijk spelenderwijs
- Ze hadden hem ermee bedot en nu stond hij een beetje voor aap.
Vertalingen
1. iemand bedrieglijk in een waan brengen, gewoonlijk spelenderwijs
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bedotten |
bedotten
- meervoud verleden tijd van bedotten
- Wij bedotten.
- Jullie bedotten.
- Zij bedotten.
- Wij bedotten.
Gangbaarheid
- Het woord bedotten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bedotten' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.