isolering

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iso·le·ring
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van isoleren met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord isolering isoleringen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

isolering v [1]

  1. het isoleren, de isolatie
  2. (techniek) het materiaal dat isoleert
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • warmte-isolering
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord isolering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • iso·le·ring
Woordherkomst en -opbouw
  • Zweeds zelfstandig naamwoord met het achtervoegsel -ing
Naar frequentie 13982
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   isolering     isoleringen     isoleringar     isoleringarna  
genitief   isolerings     isoleringens     isoleringars     isoleringarnas  

Zelfstandig naamwoord

isolering, g

  1. afgrendeling, afzondering, eenzaamheid, isolatie, isolering, isolement, teruggetrokkenheid, vereenzaming
Synoniemen
  • avskildhet
  • enslighet
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.