investeren
Nederlands
Woordafbreking
- in·ves·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beleggen’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
- afgeleid van het Franse investir met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
investeren |
investeerde |
geïnvesteerd |
zwak -d | volledig |
Hyponiemen
- herinvesteren
- desinvesteren
Afgeleide begrippen
- herinvestering, investeerder, investering
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord investeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'investeren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.