investeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ves·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beleggen’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
  • afgeleid van het Franse investir met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
investeren
investeerde
geïnvesteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

investeren

  • overgankelijk
  1. aanwenden met een productieve bestemming
  2. besteden aan
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord investeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.