injectie
Nederlands
Woordafbreking
- in·jec·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inspuiting’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
- Naamwoord van handeling van injecteren met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | injectie | injecties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
injectie v
- inspuiting
- Zowel provincie als gemeenten willen een alternatief zónder injectie in de ondergrond. Het gaat in dat geval om volledige zuivering van het afvalwater bij de oliewinning in Schoonebeek zelf. Het volledig gezuiverde water kan dan op het oppervlaktewater worden geloosd. Ook zou het alleen ontdaan kunnen worden van de mijnbouwhulpstoffen waarna het via een pijplijn naar zee kan worden gepompt. [3]
- (medisch) iets dat onderhuids, intraveneus of intramusculair met behulp van een injectienaald wordt ingebracht
Synoniemen
- inspuiting
- [1] prik, spuitje
Hyponiemen
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord injectie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'injectie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "injectie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- injectie op website: Etymologiebank.nl
- Tubantia 14-09-16, 'Niet opnieuw beginnen met injecteren in Twente'
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.