inbreuk
Nederlands
Woordafbreking
- in·breuk
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van inbreken[1]
- samenstelling van in vz en breuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inbreuk | inbreuken |
verkleinwoord | inbreukje | inbreukjes |
Zelfstandig naamwoord
inbreuk v / m
- (juridisch) iets schenden
- Er werd geen inbreuk gemaakt op het auteursrecht met het downloaden van liedjes.
Typische woordcombinaties
- inbreuk maken op
overtreden, schenden
Vertalingen
1. iets schenden
Gangbaarheid
- Het woord inbreuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inbreuk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.