inbreken

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
inbrekeninberekend
inbraakingebroken
Uitspraak
  • Geluid:  inbreken    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɪnbrekə(n)/
Woordafbreking
  • in·bre·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inbreken
brak in
ingebroken
klasse 4 volledig

Werkwoord

inbreken

  1. inergatief zich met geweld een toegang verschaffen
    • Er werd ingebroken en de inbrekers namen een tas mee waar toevallig mijn paspoort in zat. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord inbreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.