identiteitskaart
Nederlands
Woordafbreking
- iden·ti·teits·kaart
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van identiteit en kaart met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | identiteitskaart | identiteitskaarten |
verkleinwoord | identiteitskaartje | identiteitskaartjes |
Zelfstandig naamwoord
identiteitskaart v/m
- een identiteitsbewijs dat op een kaart gedrukt is
- De politie heeft vandaag gecontroleerd of iedereen zijn identiteitskaart bij zich had.
Vertalingen
1. een identiteitsbewijs dat op een kaart gedrukt is
Gangbaarheid
- Het woord identiteitskaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'identiteitskaart' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.