hyena
Nederlands
Woordafbreking
- hy·e·na
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘hyena-achtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1552 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hyena | hyena's |
verkleinwoord | hyenaatje | hyenaatjes |
Zelfstandig naamwoord
hyena v/m
- (zoogdieren) Hyaeninae
een carnivoor, aaseter en een middelgroot nachtroofdier
- Heeft u een plaatje van een hyena?
- (insecten) Cosmia trapezina
een vlinder uit de familie van de uilen (Noctuidae)
- De rupsen van de hyena doen hun naam eer aan: ze eten andere rupsen.
Vertalingen
1. een carnivoor, aaseter en een middelgroot nachtroofdier
Gangbaarheid
- Het woord hyena staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hyena' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.