huisnummer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·num·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisnummer huisnummers
verkleinwoord huisnummertje huisnummertjes

Zelfstandig naamwoord

huisnummer o

  1. het nummer dat door de overheid aan een opstal wordt gegeven en een onderdeel vormt van het adres.
    • Op huisnummer 5 woont een ouder stel. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord huisnummer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.